Kennisnet Onderzoeksconferentie 2013: Wat werkt met ICT in het onderwijs
Op woensdag 24 april was de jaarlijkse onderzoeksconferentie van Kennisnet over wat werkt met ICT. Het thema was ‘De wisselwerking tussen onderzoek en praktijk’. Het programma bestond uit een openingslezing over coöperatief leren met behulp van ICT, gevolgd door 15 pitches over onderzoek naar ICT en het nut daarvan voor het onderwijs. In dit webartikel vindt u een verslag van de openingslezing en een aantal pitches.
[collapsibles]
Er waren pitches over vijf thema’s:
- Meten en maatwerk
- Mediawijsheid
- Taal en Rekenen
- Onderwijstijd
- Professionalisering
In dit webartikel worden de pitches over ‘meten en maatwerk’, ‘onderwijstijd’ en ‘professionalisering’ besproken. De presentaties van deze pitches en informatie over de pitches uit de andere thema’s, vindt u op Kennisnet.
Wat is er belangrijk voor een opleider/docent?
Diverse onderzoeken naar ICT worden besproken, op allerlei gebieden zoals: coöperatief leren, ICT-toepassingen, leeropbrengsten, implementatie en professionalisering.
Een samenvatting van de belangrijkste bevindingen:
- Openingslezing: Om effectief coöperatief te leren is ‘shared regulation’ belangrijk: self-regulated learning in groepsverband. ‘Self-regulated learning’ houdt actief en proactief leren in: taak begrijpen, doelen formuleren/plannen maken en leerstrategieën toepassen, aanpassen en reguleren. ICT kan een hulpmiddel zijn om self-regulated learning en shared regulation toe te passen
- Pitch 1: Datateams kunnen leiden tot concrete verbeteringen in uiteenlopende problemen op school, professionele ontwikkeling en duurzaam opbrengstgericht werken
- Pitch 2: Leerlingen die Ziggy gebruiken (goniometrie-lesmateriaal op een tablet) presteren niet beter dan leerlingen die traditioneel les krijgen. Mogelijke oorzaken: Ziggy geeft teveel ondersteuning en directe feedback
- Pitch 3: Wanneer plaatjes en tekst op een examen geïntegreerd zijn, lezen leerlingen alle informatie (zonder integratie lezen zij aanvullende teksten niet)
- Pitch 4: Inzet van videolessen (opname van les) verhoogt het rendement van leraren substantieel; voor leerlingen kon dit niet aangetoond worden
- Pitch 5: Het zelf maken van een video kan een effectieve leermethode zijn
- Pitch 6: Schoolleidingen kunnen een beslismodel voor invoering van afstandsleren gebruiken om te bepalen of zij wel/geen gebruik willen maken van videolessen
- Pitch 7: De factoren ‘pionier’, ‘leiderschap’, ‘team’ en ‘ICT-toepassing’ spelen een rol in de totstandkoming van duurzame implementatie van ICT in het onderwijs
- Pitch 8: Om lio’s op te kunnen leiden in effectief ICT-gebruik zijn belangrijk: goede praktijkvoorbeelden, reflectie over de rol van ICT in het onderwijs, ICT-rijke lessen ontwerpen, samenwerken, authentieke ervaringen en feedback/evaluatie
- Pitch 9: Belangrijke aspecten in het laten slagen van innovatie zijn: eigenaarschap leraar (problemen die leraren ervaren; zelf acties kunnen sturen), samenwerken, inbedding in schoolbeleid en onderzoeksgerichte leraren
- Pitch 10: Voor grootschalige/succesvolle implementatie van educatieve ICT is het belangrijk ‘mid-adopters’ over de streep te trekken. Bijvoorbeeld door ‘communities of learning’ te vormen en ‘ICT in de klas’ professionaliseringstrajecten voor mid-adopters
Openingslezing ‘Coöperatief leren met behulp van ICT
De openingslezing ‘Socially shared regulation of learning – Preparing teachers and students to the 21st century learning’ werd verzorgd door Prof. Dr. Sanna Järvelä van de Learning and Educational Technology Research Unit van de Universiteit van Oulu, Finland.
[collapse title=’Samenvatting van de openingslezing’]
Uit onderzoek is gebleken dat de volgende aspecten belangrijk zijn bij leren:
- Aandacht voor de diepere betekenis van concepten
- Kennis met elkaar verbinden / samenhangende kennis
- Authentieke kennis in contexten plaatsen
- Samenwerken
Uit onderzoek is gebleken dat in complexe sociale en technologische omgevingen de kans groter is dat de diepere betekenis van concepten wordt eigengemaakt.
Sociale omgeving
Om effectief coöperatief te leren, is shared regulation belangrijk. Dit is self-regulated learning in groepsverband. Self-regulated learning houdt actief en proactief leren in. Het bestaat uit een cyclus van (zie plaatje):
- taak begrijpen: Waarom moet ik dit doen? Waarom is dit belangrijk?
- doelen formuleren en plannen maken
- leerstrategieën toepassen: Bijvoorbeeld een begrippenkaart maken
- aanpassen en reguleren: Hoe vorder ik? Is mijn gekozen leerstrategie geschikt? Eventueel aanpassen
Wanneer self-regulated learning in groepsverband wordt toegepast (=shared regulation), gaat het erom dat de hele groep het erover eens is wat het doel is en hoe dit aan te pakken. Dit is een succesfactor voor coöperatief leren.
Technologische omgeving
ICT kan een hulpmiddel zijn om betekenisvol leren door self-regulated learning en shared regulation (in coöperatief leren) toe te passen. Zo kunnen leerlingen m.b.v. ICT op hun individuele leerproces reflecteren, maar ICT kan ook ingezet worden om samenwerken te bevorderen/faciliteren.
Een voorbeeld: Laat leerlingen een ‘dagboek’ bijhouden op hun smartphone of tablet. Laat ze 1x per week in hun digitale dagboek schrijven: wat was hun taak en welke leerstrategie hebben ze gebruikt. Dit helpt hen in de bewustwording hiervan.
Sociale en technologische omgevingen
In Finland wordt onderzoek gedaan naar het creëren van een optimale leeromgeving, waarin je een socio-technologische schoolomgeving creëert. Enkele voorbeelden van hoe self-regulated learning hierbij wordt gestimuleerd:
- Een leraar nodigt een onderzoeker uit in zijn klas
- Leerlingen krijgen les in leerstrategieën
- Leerlingen worden gestimuleerd in het maken van doelen en plannen
- Aan leerlingen worden mogelijkheden geboden voor keuzes en controle
- Dagboeken worden bijgehouden op tablets, zoals hierboven beschreven
Daarnaast worden er nieuwe (ICT-)leeromgevingen ontworpen die self-regulated learning en/of shared regulation stimuleren.
[/collapse]
Pitches ‘Meten en maatwerk
[collapse title=’1. Opbrengstgericht werken door datateams’]De Universiteit Twente heeft datateams ontwikkeld. Dit zijn teams bestaande uit 4-6 docenten en 1-2 schoolleiders, die op school werken aan concrete vraagstukken (bijvoorbeeld te lage wiskunderesultaten) op basis van data. Het gaat hier om reeds bestaande data zoals toetsresultaten, leerlingvragenlijsten en inspectiegegevens. De datateams krijgen intensieve ondersteuning en maken gebruik van een 8-stappenplan:
- Probleem definiëren
- Hypothese opstellen
- Data verzamelen
- Controle kwaliteit verzamelde data
- Data-analyse
- Interpretatie en conclusie (indien nodig weer terug naar stap 2)
- Maatregelen nemen
- Evalueren
Uit de pilotstudie van Cindy Poortman (met 5 datateams) blijkt dat datateams kunnen leiden tot concrete verbeteringen in uiteenlopende problemen op school (3 teams hadden het probleem opgelost), professionele ontwikkeling en duurzaam opbrengstgericht werken. Aandachtspunten zijn dat de data niet altijd (volledig) beschikbaar zijn en dat er veel ondersteuning nodig is. Momenteel is er op 37 scholen vervolgonderzoek bezig.
Kijk voor meer informatie op datateams.
[/collapse]
[collapse title=’2. Ziggy, zeer interactieve goniometrie’]
Ziggy is goniometrie-lesmateriaal op een tablet, waarbij gebruik gemaakt wordt van de volgende tablet-eigenschappen:
- Touch: dit kan wiskunde minder abstract maken
- Interactief: dit kan helpen verbanden te leggen tussen figuren en getallen
Je kunt in Ziggy bijvoorbeeld dingen aantikken, verslepen of een driehoek uitrekken (waarbij de getallen veranderen).
Ellen Wassink heeft toetsresultaten van leerlingen die Ziggy gebruikt hebben vergeleken met leerlingen die traditioneel les kregen. Hieruit blijkt dat de groep die Ziggy gebruikte niet beter presteerde dan de andere groep. Op inzicht presteerde de groep die traditioneel les kreeg zelfs iets beter.
Mogelijke oorzaken hiervan zijn dat Ziggy leerlingen teveel ondersteuning en directe feedback geeft, waardoor leerlingen te snel het gevoel hebben dat ze de stof beheersen en de stof oppervlakkig verwerken. Verder was er veel onrust en afleiding in de Ziggy groep. Daarom is het nodig dat de ondersteuning in Ziggy afgebouwd wordt, en goede begeleiding door de docent is noodzakelijk.
Kijk voor meer informatie op Ziggy.
[/collapse]
[collapse title=’3. Multimediale examens verbeteren door oogbewegingsregistratie’]
Hoe kun je digitaal examens afnemen? In dit kader heeft Halszka Jarodzka onderzocht hoe je papieren examens om kunt zetten naar computergebaseerde examens, zonder de examenresultaten van de leerlingen te beïnvloeden. Zij heeft hierbij de volgende procedure gevolgd: bestaande papieren taken zijn herontworpen (integreren plaatjes en tekst) en digitaal gemaakt, en de nieuwe digitale versie is geëvalueerd door oogbewegingsregistratie-onderzoek met leerlingen.
Uit het onderzoek is gebleken dat de oorspronkelijke (gesplitste) taken efficiënter zijn dan de nieuwe (geïntegreerde) taken. Dit komt doordat leerlingen bij de geïntegreerde versie alle informatie lezen en bij de gesplitste versie de leerlingen niet naar de aanvullende informatie kijken. De aanvullende informatie blijkt niet nodig te zijn.
Het herontwerpen zorgt er dus voor dat leerlingen alles lezen, maar een kritische blik op de inhoud is ook noodzakelijk (welke aanvullende informatie hebben leerlingen echt nodig?).
[/collapse]
Pitches ‘Onderwijstijd
[collapse title=’4. Draagt inzet videolessen bij aan verhoging onderwijsrendement?’]JaapJan Vroom heeft onderzocht in welke mate de inzet van videolessen (opname van les) het onderwijs-rendement verhoogt op het Deltion College, vanuit leerling- en leraarperspectief.
Hieruit is gebleken dat de leerlingen gemiddeld evenveel motivatie hebben en evenveel tijd besteden aan de taak. Ook is er geen positieve relatie met de leeropbrengst.
Echter: Leerlingen vonden de videolessen op zich prima, maar alleen voor ‘erbij’ en niet ‘in plaats van’. Het is dus belangrijk om videolessen weloverwogen in te voeren. Verder was de leeropbrengst in twee casestudies wel hoger, maar er kon geen verband aangetoond worden met de videolessen, omdat er teveel andere factoren een rol speelden (zoals een andere toets en leraar).
Uit het onderzoek bleek dat het rendement van de leraren wel substantieel verhoogd is. De leraren zijn erg enthousiast en gemotiveerd. Zij vinden de investering in tijd de moeite waard. Zij hebben hun doelen behaald: divers onderwijs, aansluiten op de belevingswereld en leerstijl van leerlingen, differentiatie, vernieuwing materiaal en oefenmateriaal maken.
Videolessen gebruiken?
Plat opnemen zonder regie (dus zonder doel en scenario) is een valkuil. Als je videolessen wil maken en gebruiken, doe dit dan altijd vanuit didactisch perspectief.
[/collapse]
[collapse title=’5. Beter leren door het maken van een video?’]
Het bekijken van een video kan een positief effect hebben op het leren. Vincent Hoogerheide heeft onderzocht wat leerlingen leren van het zelf maken van een video. Daartoe gaf hij leerlingen bij hetzelfde tekstfragment steeds één van de volgende taken:
- Leer het tekstfragment voor een toets
- Je moet het tekstfragment uit kunnen leggen aan een ander (uitleg-intentie conditie)
- Leg het tekstfragment uit in een 5 minuten filmpje (uitleg-video conditie)
De leerlingen kregen evenveel tijd voor hun taak. Alle leerlingen werden uiteindelijk getoetst. De groep leerlingen die een filmpje maakte, behaalde de beste toetsresultaten. Het zelf maken van een video kan dus een effectieve leermethode zijn.
[/collapse]
[collapse title=’6. Videolessen of niet?’]
Redenen waarom schoolleiders voor videolessen (opname van les) zouden kunnen kiezen, zijn bijvoorbeeld:
- De onderwijstijd kan effectief benut worden, vooral op momenten dat er geen live docent is (bijvoorbeeld bij afwezigheid docent)
- Je kunt onderwijsaanbod flexibiliseren
Ivonne Heijmen heeft onderzocht welke afwegingen en keuzes schoolleidingen maken m.b.t. videolessen, en wat het effect daarvan is op de implementatie van afstandsleren in het onderwijs. Zij heeft factoren die hierbij een rol spelen op een rijtje gezet.
In de aanleiding spelen flexibiliseren, aanbod, innovatiedrang en betaalbaarheid een rol.
In de uitvoer maakt zij onderscheid in beslisfactoren en cruciale actoren. Beslisfactoren zijn technische uitvoerbaarheid, passendheid, noodzaak en draagvlak personeel. Cruciale actoren zijn schoolleiding en docenten.
Verder speelt evidentie voor videolessen een rol: de leeropbrengsten van leerlingen (zowel prestaties als motivatie) en de motivatie van het personeel.
Haar conclusie is dat schoolleidingen duidelijk moeten hebben waarom ze kiezen voor afstandsleren en daar de implementatie en evaluatie op aan moeten passen. Zij heeft daarom een beslismodel voor invoering van afstandsleren ontworpen voor schoolleidingen (te vinden in haar onderzoeksrapport vanaf pagina 86).
[/collapse]
Pitches ‘Professionalisering
[collapse title=’7. Acceptatie en duurzame implementatie van ICT in het onderwijs’]Jos Fransen heeft onderzocht welke factoren een rol spelen bij de acceptatie en duurzame implementatie van ICT in het onderwijs. Hij heeft zes case studies gedaan op zes verschillende scholen over: digiborden, weektaakmaker, magister, nova portal, yurls en moodle. Op basis hiervan heeft hij een model voor het ICT acceptatie/implementatie proces ontworpen:
Je start met een emergent practice (nieuw initiatief). Idealiter wordt dit een good practice en uiteindelijk een shared practice (duurzame implementatie). In dit proces is een pionier belangrijk: dit is een expert en rolmodel die zijn ervaringen deelt en collega’s ondersteunt. Om uiteindelijk tot een shared practice te komen, is het ook belangrijk dat de schoolleiding een voorstander is van ICT, het initiatief stimuleert en zorgt voor professionalisering. Uiteraard moet het team open staan voor ICT, verandering en samenwerkend leren. Tot slot is het belangrijk dat de ICT-toepassing aansluit bij een behoefte, eenvoudig in gebruik is en dat er maatwerk mogelijk is.
Jos Fransen werkt momenteel aan een implementatie-meter waarin de factoren ‘pionier’, ‘leiderschap’, ‘team’ en ‘ICT-toepassing’ verwerkt zijn. Dit zou een instrument kunnen worden voor scholen waarmee ze kunnen zien waar ze staan en wat ze verder kunnen bereiken.
Kijk voor meer informatie op Kennisnet-onderzoek.
[/collapse]
[collapse title=’8. Toekomstige leraren opleiden voor ICT-integratie in onderwijs’]
Jo Tondeur heeft onderzocht hoe lio’s opgeleid kunnen worden in effectief ICT-gebruik. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:
- Rolmodellen: de meerwaarde van ICT aantonen d.m.v. goede praktijkvoorbeelden
- Reflectie: met mede-lio’s reflecteren over de rol van ICT in het onderwijs
- Lesontwerp: lio’s (in teams) ICT-rijke lessen laten ontwerpen
- Samenwerken
- Authentieke ervaringen: de praktijk verkennen, ervaring opdoen
- Feedback en evaluatie
Bekijk voor meer informatie dit artikel.
[/collapse]
[collapse title=’9. Leren van de toekomst (Innovatiekracht)’]
Rianne Tolsma probeert de innovatiekracht van pabo’s te versterken met innovatieve ICT-toepassingen en technologie voor toekomstgericht(er) onderwijs. De innovatiepotentie van docenten wordt beïnvloed door de mate van willen innoveren, mogen innoveren en kunnen innoveren. Innovatie lukt als:
- Het over problemen gaat die leraren zelf in hun praktijk ervaren
- Leraren hun acties zelf kunnen sturen
- Leraren samenwerken
- De innovatie in het schoolbeleid is ingebed
- Er voldoende tijd beschikbaar is
- De leraren onderzoeksgericht zijn
Kijk voor meer informatie op leren van de toekomst.
[/collapse]
[collapse title=’10. Docentpraktijken in ICT-rijk wiskundeonderwijs’]
Er is goede educatieve ICT, maar er wordt (te) weinig gebruik van gemaakt. Paul Drijvers laat zien dat ‘mid-adopters’ cruciaal zijn voor een grootschalige en succesvolle implementatie in de wiskundeles. Mid-adopters zijn docenten die niet voorop lopen in de vernieuwingen, maar ondersteuning en overtuiging hierin nodig hebben. Als je deze groep docenten kunt enthousiasmeren, kan dit leiden tot meer gebruik van educatieve ICT. Maar hoe doe je dat?
Drijvers deed dit door een community van een aantal onderzoekers en een groep mid-adopters op te zetten, waar de docenten gedurende een schooljaar een aantal lessenseries uitvoeren. Uit zijn onderzoek blijkt dat het uitvoeren van de lessenseries in de klas en de uitwisseling met collega’s tijdens netwerkbijeenkomsten als zeer zinvol werd ervaren. De docenten kregen een genuanceerdere opvatting over ICT-inzet in het onderwijs en meer zelfvertrouwen hierin. Daarbij verschoof hun focus van de techniek naar vakinhoud en –didactiek.
Paul Drijvers beveelt daarom aan om de mid-adopters over de streep te trekken door het vormen van communities of learning. Verder beveelt hij aan om ‘ICT in de klas’ professionaliseringstrajecten voor mid-adopters te implementeren, en deze volgens het DPICT-model op te zetten. Tevens wordt aangeraden om ook mogelijkheden voor online professionalisering te gebruiken.
Kijk voor meer informatie op Kennisnet-onderzoek.
[/collapse]
Verwijzingen
- Website: Kennisnet onderzoeksconferentie 2013 – met o.a. samenvattingen en presentaties van de openingslezing en pitches
[/collapsibles]